met voor de lol een zin bestaande uit meer dan 90 woorden
Vanuit het verzamelpunt liepen we naar het gesloten hek van kasteel Twickel en daarna naar de entree van het park en de oranjerie alwaar we konden plaatsnemen met koffie, thee en krentenwegge of een stuk cake met noten en vruchten.
Vandaag zou het drieëndertig graden worden, dus een tweede kopje thee was op voorhand zeer welkom.
Een lieftallige jongedame in een zwart jurkje en een platte schoudertas stelde zich even later buiten aan ons voor als Chantal. We liepen langs de vormsnoei, de vier jaargetijden in marmer, de beelden, de vazen, de stenen banken, de buxusheggetjes en her in der in de schaduw kregen we wat info.
Ik zei al snel tegen Bert: “O we mogen geen vragen stellen.”
Ene Herman van Twickelo had in 1347 een (lemen) huis gekocht en daarna wat extra grond. Hij verpachtte dat en dat werd het begin van de aangroeiende rijkdom. Hij bouwde een stenen huis en dat werd telkens aangebouwd. Twickel is sindsdien nooit verbrand, geplunderd of verkocht, maar uitgebreid en altijd vererfd waardoor het soms wel in handen kwam van een andere familie met een andere familienaam. Er zijn nu ook nog pachters in de omgeving en eigendommen tot aan Wassenaar.
In het midden van de 19e eeuw is als laatste grote verandering de noordtoren aan het kasteel toegevoegd. De reden werd niet vermeld, dus dan mag mijn fantasie weer aan het werk: was het voor opbergruimte, voor een nieuwe hobby, moest de noordhoek gestut worden om niet in te storten, of wilde de baron gewoon het aanzicht vergroten en verfraaien en/of was hij in de wedloop met andere kasteeleigenaren?
Twee grote bonsais die kennelijk op een specifieke plek jarenlang hadden gestaan waren ter ziele gegaan door verkeerde voedingsstoffen.
Chantal: “Rhododendrons worden hier door de tuinlieden ook wel aangeduid als bos-onkruid. Ze groeien heel hard, het zijn eigenlijk exoten en erg invasief, ze verdringen de andere planten en zorgden er voor dat bepaalde zichtlijnen kwamen te vervallen. Er zijn er sinds het jaar 2000 heel veel weggehaald.”.
We kwamen in een informeel tuingedeelte. Hier had de laatste barones – van zichzelf ook hooggeboren (Baronesse Van Heeckeren van Wassenaer, geboren Gravin van Aldenburg-Bentinck (GS) - de tuinschoffel gezwaaid, “tegen de gebruikelijke gang van zaken in, want werken in de tuin werd gezien als niet iets voor adellijke personen.”. Wat zal hebben meegespeeld was dat zij al jong weduwe werd, (de ex Duitse keizer was nog op haar huwelijk geweest in 1922), en zonder bemoeizucht van een echtgenoot of stand ophouden had ze er gewoon zin in gekregen, denk ik. Dat ouderwetse baronessengedoe om voor de rest van haar leven dagelijks in een sleepjurk afgezet met twee laagjes Brussels kant aan de mouwen en de kraag op een door houtworm aangetaste canapé met een Siamese poes op schoot voor een met dikke draperieën omgeven en o zo hachelijk veel kou doorlatend venster tijdens barre winterdagen schaaltjes van geslepen kristal met zilveren hengsel met keurmerk van een beroemde zilversmid pralines van de patissier uit de dichtstbij gelegen stad op speciale bestelling leeg te eten en gestadig uit te dijen, zag ze vast niet zitten. Bij nader inzien en afgezien van de sleepjurk en het koude venster lijkt mij één keer per week toch wel aantrekkelijk....
“De barones heeft Twickel in een stichting ondergebracht en bepaald dat het kasteel bewoond moest blijven.” Ik vroeg: “krijgen we allemaal een kopie van de akte?”. “Er woont nu verre familie in een deel van het kasteel. Alle onderdelen van Twickel worden verhuurd of verpacht. Er wordt niets verkocht. Alleen de Kroondomeinen zijn in oppervlakte groter dan die van Twickel.”
De barones had voor haar tachtigste verjaardag een rond theehuis met rieten dak van de pachters ontvangen. Zij is zesennegentig geworden. Ook was er een metalen kop van haar in deze tuin. Vanaf haar nek naar beneden stak zij dik in de klimop. Ik zei tegen Chantal: “uit die klimop kan je leuke kleding knippen.” “Ja, een leuke crinoline”, zei Gerard.
De tuinen lagen er overal prachtig verzorgd bij. Er zijn dan ook tientallen vrijwilligers in de tuin aan het werk op andere dagen dan vandaag.
We volgden Chantal naar het landschapspark.
Er waren eigenlijk geen andere bezoekers behalve een jong stel dat ons voorbijliep en die ik wat nastaarde. We ging in dezelfde richting als het stel en liepen over een lange moderne metalen brug. Dat was blijkbaar binnen de grenzen van de stipulaties van wijlen hare doorluchtigheid. We kwamen langs een redelijk besloten zij-meertje met louter witte waterlelies, dat mij deed denken aan de Indische Waterlelies in de Efteling en mij een deel van de bijbehorende tekst deed opzeggen in het bijzijn van Bart: “Alleen in maanlichte nachten komt de heks terug, en dan gebeurt het.”
We belandden bij de voet van 'het bergje'. Tegen de beklimming op ziende vroeg ik Chantal. “komen we ook dezelfde weg weer terug?” Nee zei ze, dus ik begon ook maar aan de klim. Die viel mee, telkens drie treden en een vlak stuk. Toen we boven kwamen, zag ik het eerder vermelde stel daar zitten en zij maakten meteen plaats. Omdat het zo een romantische setting was, geëigend voor een huwelijksaanzoek, riep ik hen toe: “En, heeft ze ja gezegd?” Daarop kwam het antwoord van haar: “Ja, al tien jaar geleden!” Hen nogmaals op de rug ziende kon ik de fysieke reden die haar daartoe had doen besluiten wel raden.
Het was een tijdje de bedoeling geweest om van het kasteel een waterslot te maken maar daar werd vanaf gezien en de waterpartij kreeg een meer natuurlijke uitstraling. Met het uitgegraven zand werd een bergje gecreëerd. De bekende tuinarchitect Zocher had jaren later daarvoor een tempeltje bedacht maar dat werd in zijn tijd niet uitgevoerd. Dat gebeurde pas na het jaar 2000 met inzet van zuilen die toch nog over waren van een verbrand pand dat tot Twickel behoorde (Het Hof te Dieren, waar Canadese militairen eind 1944 vuurtje hadden gestookt. GS).
De functie van de schoudertas werd nu kenbaar want Chantal haalde een geplastificeerd deel van een kopie van een eeuwenoude vergeelde kaart tevoorschijn waarop het bergje aangetekend stond. Degenen die dichtbij stonden, konden het zien.
Chantal leidde ons terug naar het entreegebouw annex winkel. We kregen de keuze om hier te pauzeren of mee te lopen naar de groentetuin. Die was kennelijk nog een eind weg. Ik zei “ik blijf hier”. Emil kocht iets dat hij meekreeg in een papieren tasje. We liepen naar buiten om te gaan zitten in de schaduw. Ik zei tegen Emil: “Ik heb wel vaker een bloemkool gezien”, terwijl ik neerplofte op een bistrostoeltje. Emil zei: “Ik red het ook niet meer. Ik ben doodmoe”. Uiteraard begrijp ik dat ik met mijn uitspraak geen recht doe aan wat in de historische groentetuin te zien valt. Wellicht kunnen foto's in dit geval voor zich spreken. Nadat de club weer compleet was liepen we naar ”de Jachtkamer van Het Zwaantje” voor de lunch. Ook ieder van ons kan eenvoudig een “jachtkamer” creëren, want er hingen geen jachttrofeeën, maar eenvoudigweg ingelijste afbeeldingen achter glas van jachttaferelen en diverse jachtobjecten in levende lijve, niet in gebraden of gebakken vorm, aan de muur. We zaten aan twee ronde tafels.
Er was wat geharrewar over de gedane overeenkomst met het etablissement en over wie nu wel een vegetarische maaltijd had besteld, maar Bart bleek een doortastende oplosser en er kwamen van de andere tafel twee extra broodjes kroket naar onze tafel. Ook werd de bediening vervangen van een lijzige bebaarde man van een jaar of vijfenveertig door een blonde knul. Het oog wil ook wat, niet alleen voor op je bord, maar ook degene die het bord aanreikt. Even later ging één kroket, nu zonder broodje, weer retour naar de andere tafel. Je verzint het niet.
Ik sprak onze blonde aanwinst bij gelegenheid aan en zei hem: “We hebben een weddenschap over jouw leeftijd. We denken unaniem dat je eenentwintig bent.” “Ik ben negentien, ik beschouw het als een compliment."
Ons werd alvast meegedeeld dat eigenlijk Geert zelf, kunstverzamelaar en broer van Bart, de rondleiding in het museum zou verzorgen, maar die zat nu in Griekenland. De taak zou worden overgenomen door Gerard Kokhuis, “die er geen moeite mee heeft dat er een groep van louter heren komt”. Ik zei: “Dan heeft hij ons nog niet gezien.”. Op mijn vraag aan Bart kreeg ik als antwoord dat Kokhuis niet werd geschreven met c o c k.
Wij togen naar het voormalig rentmeestershuis waarin nu het museum No Hero is gevestigd. De naam wil aangeven dat de bezoeker eigenlijk centraal staat, niet de kunstenaar, want de bezoeker mag beleven wat hij/zij krijgt voorgeschoteld en daarop reageren. In de restauratie - ik vermoed om gegronde redenen ingericht door Jan des Bouvrie - stelde de heer Kokhuis, slank en sjiek gekleed in ton sur ton in een witte broek, een crèmekleurig hemd en heel licht grijs jasje, zich voor en introduceerde de collectie. 1022 schilderijen, allemaal verzameld door Geert Steinmeijer. Sommige werken zijn rechtstreeks bij de makers gekocht en daarvan sommige na aandringen en het aanvoeren van argumenten.
De heer Kokhuis was om onbekende redenen gevraagd om zijn rondleiding van normaal twee uur in te korten tot een uur. Iemand van de club vond hem hoogstwaarschijnlijk daarom te oppervlakkig in zijn verhalen. Ik vond hem duidelijk en informatief en heb genoeg gehoord en onthouden om een paar A4-tjes mee te vullen.
De verteller stak van wal in kamer 3 op de begane grond van de tijdelijke tentoonstelling “Die Überraschung”, samengesteld uit 60 van de 1022 verzamelde kunstobjecten. Dit deel van zijn collectie bestaat uit schilderijen van schilders die in Oost-Duitsland voor de val van de muur hun frustraties op het witte doek hadden “gemalt” en ook nog van na die tijd. Alles was figuratief en duidelijk te interpreteren dankzij het commentaar. Een dame met een hand voor haar mond in een nachttrein was iemand die niet wilde dat een derde haar kritiek op het regime zou horen. Een zure man met een aktetas op schoot en een soldaat naast zich stelde de afluisterende staat met het machtsmonopolie voor. Zulke schilderijen waren door de makers niet ingebracht bij de toenmalige overheid, maar werden jarenlang verstopt in huis achter gordijnen en andere attributen. Er waren sowieso slechts vijf onderwerpen om te schilderen in de DDR, één daarvan was het circus. Als je een schilderij inleverde dat niet door de keuring kwam, had je grote kans in het gevang te belanden.
Na de val van de muur kregen Ossies pas goed in de gaten wat vrijheid betekende, je moest alles zelf regelen. Eerst waren woningen, scholing, vervoer en gezondheidszorg voor je geregeld. Er waren dus ook kunstenaars die eigenlijk bij het oude wilden blijven. Dat doet me denken aan de mop van de asielzoeker die drie wensen mag doen bij een fee. Eerst krijgt hij veel geld en dan een groot huis voor hem en zijn familie. De derde wens om Nederlander te worden gaat in vervulling, maar tegelijkertijd verdwijnen het vele geld en het grote huis. “Tja”, zegt de fee luchthartig, “als je Nederlander bent, moet je er hard voor werken.”.
Een schilder had drie vrouwen gehad en geconstateerd dat bij alle drie hun borsten niet exact spiegelbeeldig aan elkaar waren. Er hingen nu drie schilderijen die deze vondst uitbeeldden.
In een zijzaaltje op een bank zei ik tegen een ander lid: “Ik concludeer dat als je psychische problemen hebt, je moet gaan schilderen.”
Toen ging er een deur open en een zee van licht kwam daar achter vandaan. Het was de wc. Maar niet zomaar een wc. Deze was geheel van de hand c.q. uit het brein van Jan des Bouvrie. Hier uitgesproken als “Jean des Bouvrie”. Alles wit en ingebouwde spiegels op alle bovenmuren, een miniversie van de restauratie beneden, dat was ook een soort grote witte wolk, een voorportaal bij de hemelpoort.
“Geert is overal geweest, ook in Vietnam. In een hotel had hij dit schilderij achter de receptie zien hangen en hij wilde het hebben. Als je Geert kent, dan weet je dat dat dan ook moet gebeuren.” (Heeft Geert een partner?) Het bleek ook een zeer bijzonder kunstvoorwerp. De Vietnamezen met zeeën van tijd hadden een groot stuk board genomen en over het gehele vlak diverse kleuren over elkaar aangebracht en daarna waren ze begonnen om door middel van verf wegkrabben de gewenste afbeeldingen tevoorschijn te toveren. Ik ben nog expres teruggelopen om van dichtbij die techniek te kunnen ontdekken. Het is mij niet opgevallen, erg kunstig denk ik daarom. In een opvolgende zaal hingen allemaal realistisch romantische schilderijen, een vorm van cultuurschok van de ene ruimte naar de andere.
“1850, dat jaartal moeten jullie allemaal onthouden. Wat is er zo belangrijk aan 1850?” Wij kregen niet de tijd om even te googelen. “1850 is het jaar van de uitvinding van de fotografie, daarvoor had je een kunstschilder nodig om een realistisch beeld van de werkelijkheid weer te geven op doek. Die functie verviel en daardoor kreeg de kunstschilder meer de vrije hand om te experimenteren.” Het gonsde nu van namen van de mogelijke uitvinder van de fotografie. Fotografie - Wikipedia
Hier werd zomaar het geheim van de smid, van de kunstschilder dus, onthuld en aangetoond aan de hand van een tweetal schilderijen waar die truc was toegepast. “Je moet een horizon tekenen, daarna een diagonale lijn over het hele doek en een tweede minder belangrijke diagonaal.”. Mijn toevoeging: “in tegengestelde richting maar niet per se negentig graden.” “Zet op die drie (denkbeeldige) lijnen je onderwerpen en het kan geen mislukking worden.”.
We kwamen in een volgende ruimte met weer andersoortige kunst. De heer Kokhuis ging bij een groot doek staan met een groot zwart liggend figuur bovenin en verder wat blauw, wit en grijs. “Van wie, denken jullie, is dit schilderij?” Ook hier kwam niemand met het juiste antwoord. De vragensteller deed een stapje opzij en in de rechter onderhoek lazen wij duidelijk de naam “Appel”.
“In een museum liggen in een la anatomietekeningen van Karel Appel. Ik heb nog nooit zulke mooie verfijnde anatomietekeningen gezien. Hij kon dat dus, maar hier laat hij zijn fantasie er op los.”
Dit vormde het slot van de rondleiding. Afdalend naar de hal stuitten wij daar op een pronkjuweel van een wandtafel met verguld rococo onderstel en oneindig gepolitoerde wortelnoten bovenblad dat onwerkelijk spiegelde en super uitnodigde om er aan te voelen. Dat deden we dan ook en lazen dan het bordje “niet aanraken”.
In de entree bedankten wij de heer Kokhuis en nam ik het woord om Bart te bedanken voor zijn idee en invulling geven aan deze dag. Ik zei: “Het bestuur, waarvan vandaag niemand aanwezig is, heeft mij gevraagd je te bedanken middels deze bon. Van het bestuur heb ik echter geen uitgetypte speech meegekregen, dus dit is het dan.” Na het applaus vroeg ik nog wel of Bart de volgende keer wilde organiseren met bezichtiging van de binnenkant van kasteel Twickel en weer een lunch in Het Zwaantje.
Eduard
Foto's: Emil Samuels, Bert Stokwielder en Bart Steinmeijer